Een koloniaal familieportret uit Groningen

Jan Folkerts [1]

Inleiding

Oppervlakkige lezing van de correspondentie die in Europa achtergebleven familieleden in de achttiende en de vroege negentiende eeuw met hun verwanten in de koloniën onderhielden, kan soms de indruk geven dat het niveau van deze briefwisseling dat van de roddelzucht en het uitwisselen van trivialiteiten niet oversteeg. Vanuit een transnationaal perspectief bevat de correspondentie echter vaak een schat aan informatie over het sociaaleconomische netwerk waarin de correspondenten fungeerden en de grote mate van wederzijdse beïnvloeding en afhankelijkheid tussen de twee uiteinden van de koloniale relatie.

De correspondentie van Gerhard Alting in Paterswolde met zijn zoon Willem Arnold Alting over de jaren 1770-1776 geeft een interessante inkijk in het Groningse en koloniale netwerk van deze patricische familie, het buitenleven op Vennebroek, de jeugd van Nicolaus Engelhard en de in Europa achtergebleven familieleden van de latere gouverneur-generaal Alting. 

De archivalische overlevering

Opvallend is de rol van het onbetwiste hoofd van de familie, Gerhard Alting, die de zeventig al is gepasseerd, in het doorgeven van de familietraditie en de materiële overblijfselen daarvan. Zo verhaalt Alting uitgebreid over het leven van zijn grootouders Leenhof in het vroeg achttiende-eeuwse Wezel.[2] In de laatste jaren voor Gerhard Altings dood komt echter ook ettelijke malen een ander aspect van deze door te geven familietraditie in de brieven aan de orde. Op Vennebroek blijkt een heuse Ahnengalerie aanwezig, een serie portretten van de voorouders. Zijn enige zoon in Batavia hoeft maar te roepen en de pater familias stuurt deze schilderijen van de voorouders naar Indië.

Op 16 april 1775 somt Gerhard Alting de familieportretten op, die op Vennebroek aanwezig zijn[3]

(over) grootvader en grootmoeder Leenhof,  grootvader en grootmoeder Alting beide door Collenius geschilderd, van mama (door Wassenbergh), oom tante en mij (door De Haas).[4]

De portretten van de grootouders en dat van Fockelina Blencke (mama), zijn naar alle waarschijnlijkheid afzonderlijke portetten, in het geval van oom tante en mij is dat niet helemaal duidelijk. Gaat het hier misschien om een portret van de drie kinderen Alting samen, dat wil zeggen Gerhard Alting, zijn broer Bernhardus en zijn zuster Christina Maria?[5] Of zijn het drie afzonderlijke schilderijen van de verder onbekende schilder De Haas? Het betreft hier in totaal dus minstens zes en misschien zelfs acht ‘familiestukken’.

Uitsnede uit de brief van Gerhard Alting aan Willem Arnold Alting, 16 april 1775, sc. 526.

In 1773 vraagt Gerhard Alting aan zijn zoon ook om de portretten van de vijf nichtjes in Batavia, (‘waarnae wij met groten verlangst na reikhalzen’) naar Paterswolde te zenden.[6]

Met deze in Indië geboren nichtjes – die niemand van de familie in Europa immers nog had gezien – doelde Gerhard op de vijf dochters van Willem Arnold Alting uit zijn huwelijk in Batavia met Hendrina Maria Knabe, in 1754.[7] Lang bestond er  twijfel over de vraag of de vijf portretjes in één lijst moesten worden gevat ( met de oudste als zon in het midden en de anderen als sterren eromheen). Ondanks een voorstel in september 1773 om ze in één ‘neutebomen’ lijst te vatten, wacht men enkele maanden nog op het oordeel van ‘neef van Bulderen’.

De laatste vermelding van de portretten van de nichtjes is van september 1774. Alting schrijft dan:

‘bij de oude Fockens dronk ik een kopjen thee, alwaar ik antrof juffr. Wassenborg.[8] Haar Eedl. lieten mij zien de beyde portraitten van haar zoon den raadsheer en vrouw, in datzelve formaat van den 5 nichtjes en van dezelve hand geschildert.’[9]

Alting bezocht hier Nathan Fockens, die net als Alting verschillende familieleden in de Oost had. De twee genoemde portretten betroffen Willem Fockens, raad-extraordinair in Batavia en zijn tweede vrouw Catharina Tobison. Wie achter ‘dezelfde hand’ zit, is niet bekend. De enige kunstenaar in aanmerking komende kunstenaar in Batavia is de Zuid-Nederlander Franciscus Josephus Fricot, aan wie de niet bepaald geslaagde portretten van de gouverneurs-generaal Jeremias van Riemsdijk en Reinier de Klerk worden toegeschreven.

Het sturen van familieportretten was dus geen eenrichtingsverkeer.  Uit de briefwisseling van de familie Fockens blijkt dat Nathan Fockens en zijn echtgenote in 1772 vier portretten naar Indië stuurden, waaronder in ieder geval dat van hun overleden dochter Helena Fockens, echtgenote van Pieter Ras.[10]

Nog in 1818/1819 is ook in de aan Alting verwante familie Servatius sprake van uitwisseling van portretten tussen Nederland en Indië.[11]

Een zoektocht naar alle genoemde schilderijen leverde tot nu toe geen resultaten op. De door vader Gerhard Alting opgesomde familiestukken zijn echter wel degelijk naar Batavia gestuurd. Een half jaar voor zijn dood bepaalde daar de voormalige gouverneur-generaal Willem Arnold Alting dat alle met name genoemde portretten naar Nederland moeten worden gezonden, naar zijn oudste zuster Johanna Christina Velingius geb. Alting. Buiten de door zijn vader al opgesomde portretten ging het ook om de beeltenis van zijn oudoom A. Leenhof.[12]

In enkele boedelinventarissen van Engelhards verspreide bezittingen die werden opgemaakt ten tijde van zijn afwezigheid in Europa worden op familieportretten op Java genoemd. Een lijst (vermoedelijk al in februari 1823 opgemaakt, dus voor Engelhards vertrek) van Pondok Gedeh, een landgoed van Engelhard, vermeldt ‘drie schilderijen of familiestukken’.[13]

Nicolaus Engelhard overleed in 1831. Zijn grote erfenis werd verdeeld over de nabestaanden. Daarbij moet bedacht worden dat zijn vrouw al eerder was overleden en dat dit echtpaar kinderloos was. Van de erfenis schijnt twee derde vererfd te zijn op zijn zuster Gerhardina Fockelina Servatius-Engelhard in Zuidlaren. Op deze wijze zouden ook de nog op Java resterende portretten weer in Nederland terecht gekomen kunnen zijn.

Het verschil in aantal tussen de twee thans nog bestaande en de drie in de boedel van Engelhard genoemde schilderijen kan verklaard worden met behulp van Willem Arnold Altings testament. Daarin wordt vermeld dat het met ‘diamantjes’ bezette portret van Susanna Maria Alting-Grebel (weduwe Senn van Basel, de tweede vrouw van Willem Arnold Alting en de moeder van Nicolaus Engelhards echtgenote Maria Wilhelmina Senn van Basel), al aan haar dochter was afgestaan.[14] Dat portret zal dus ook op Pondok Gedeh hebben gehangen.

Bij gelegenheid van het voorgenomen huwelijk tussen Willem Arnold Alting en Susanna Maria Grebel in 1775 werden drie zeer kleine portretjes gemaakt, die gevat werden in een ovalen lijst. Ze zijn thans in particulier bezit, en de RKD beschikt slechts over afbeeldingen van lage kwaliteit. Interessant is dat naast het aanstaande echtpaar ook de dochter van de bruid is afgebeeld, de bovengenoemde Maria Senn van Basel. Voor zover bekend is dit de enige afbeelding van de echtgenote van Nicolaus Engelhard.

Maria Wilhelmina Senn van Basel (boven) en haar moeder Susanna Maria Alting-Grebel (onder), ca. 1775, aquarel, maker onbekend.

De materiële overlevering

In het bovenstaande werd vooral de archivalische overlevering van de vermelding van familieportretten besproken. Het is ook mogelijk de omgekeerde weg te bewandelen, door uit te gaan van familieportretten in Nederlandse en buitenlandse collecties die gerelateerd kunnen worden aan bovengenoemde families.

 Een aparte plaats neemt het ‘staatsieportret’ van Willem Arnold Alting als gouverneur-generaal in. Van dat door Tischbein geschilderde portret is vastgesteld dat het in Nederland is vervaardigd waarschijnlijk naar een bestaand voorbeeld. Dat was nog ten tijde van Altings generalaat, in 1788, dus niet post mortem, zoals bij sommige latere gouverneursportretten het geval was. Ongetwijfeld heeft Alting zelf de opdracht hiertoe gegeven. Het verschil met de bedroevend slechte portretten van zijn directe voorgangers is bij dit ‘flatterende salonstuk’ frappant.[15]

Willem Arnold Alting als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Olieverfschilderij door Johann Friedrich August Tischbein (1788), Rijksmuseum Amsterdam.

Dat zit hem onder meer in het feit dat de 64-jarige Alting hier aanmerkelijk jonger is afgebeeld dan zijn leeftijd zou doen vermoeden. Het schilderij is naar Indië opgestuurd en maakte sinds de negentiende eeuw deel uit van de grote portrettengalerij van alle landvoogden van Nederlands-Indië. De portretten bevinden zich nu in het Rijksmuseum Amsterdam.

Voordat we de twee door Geertruida Elisabeth Wassenbergh geschilderde stukken  bespreken die sinds jaar en dag bekend staan als familie Alting, eerst enkele voorlopige conclusies die we kunnen trekken uit het bovenstaande:

  • In de Groningse families Alting, Fockens en Servatius werd veel waarde gehecht aan familieportretten.
  • Het sturen van familieportretten ging zowel van Europa naar Indië als vice versa.
  • Willem Arnold Alting heeft zich als gouverneur-generaal anders dan zijn voorgangers niet alleen door een betere schilder laten afbeelden, maar ook bijzonder geflatteerd.

De familieportretten Alting

In particulier bezit in Amsterdam bevinden zich twee ‘familieportretten Alting’ bij een rechtstreekse nazaat in de zevende generatie van de al genoemde Gerhard Alting (1694-1775). Over beide portretten is eerder gepubliceerd.[16]  De vraag is nu of met behulp van de nieuwe informatie uit de correspondentie van Gerhard Alting en uit het archiefonderzoek vastgesteld kan worden wie op deze twee schilderijen staan afgebeeld. Het betreft de schilderijen de conversatie[17] en de kaartspelers.[18]

Elisabeth Geertruida Wassenbergh, De conversatie (1763-1765). In particulier bezit, Amsterdam. RKD 69307.

Behalve dat beide werken de familie Alting tot onderwerp hebben is er nog een bijzondere overeenkomst. Over beide schilderijen heeft de kunstenares meerdere jaren gedaan. Het oudste van de twee heeft als datering op de achterzijde 1763, 1764, 1765; de kaartspelers is gedateerd met 1766 gevolgd door een komma en gedeeltelijk leesbaar nog twee jaartallen, die zijn afgedekt door een oud etiket. Vermoedelijk is dit werk dus in de jaren 1766, 1767 en 1768 tot stand gekomen.

Elisabeth Geertruida Wassenbergh, De kaartspelers (1766-1768). In particulier bezit, Amsterdam. RKD 69308.

Achterzijde RKD 69307.

Achterzijde RKD 69308.

Op grond van de onderstaande analyse is de volgende identificatie van de personen op het schilderij het meest waarschijnlijk (met achter de namen de leeftijd in 1768): Maria Engelhard-Alting (35), Gerhard Alting (74), Nicolaus Engelhard (7), Gerhardina Fockelina Engelhard (10), Maria Wilhelmina Engelhard (9), Fockelina Alting-Blencke (69), Wilhelmus Velingius (22), Johanna Christina Velingius-Alting (43), Isaac Pieter Velingius (45).

Wanneer we het oudste werk even buiten beschouwing laten[19] en de man/vrouwverhouding en de verhouding tussen kinderen en volwassenen op de kaartspelers vergelijken met wat we weten over de gezinssamenstelling van Gerhard Alting en zijn directe verwanten, dan komt deze samenstelling precies overeen met de ca. 1766 nog in Europa levende verwanten. Het gaat om Gerhard Alting en zijn vrouw Fockelina Blencke, dochter Maria Engelhard-Alting en haar kinderen Nicolaus Engelhard, Gerhardina Fockelina Engelhard en Maria Wilhelmina Engelhard; geheel rechts staat dan Gerhards andere dochter Johanna Christina Velingius-Alting met haar echtgenoot Isaac Pieter Velingius (45). Rechts aan de tafel zit Wilhelmus Velingius, die in april 1766 in dienst van de VOC trad en op weg ging naar Indië.

 Zoals we al zagen, bestond er aan beide zijden van de koloniale relatie een grote wens om op de hoogte te blijven van elkaars wel en wee, ook door schilderijen en tekeningen. Hieruit valt af te leiden dat dit schilderij vanuit Batavia besteld moet zijn door het enige gezinslid dat hier ontbreekt, de snel in macht en aanzien groeiende zoon van Gerhard: Willem Arnold Alting, de latere gouverneur-generaal. Bij Altings opdracht voor een ‘staatsieportret’ bleek dat zo’n werk kon bijdragen aan de status en het aanzien van de opdrachtgever, in het statusgevoelige Indië een belangrijke factor. De opdrachtnemer nam het niet altijd even nauw met de leeftijd, en probeerde zijn of haar broodheer zo veel mogelijk ter wille te zijn. Iets dergelijks moet ook bij Willem Arnolds opdracht voor een familieportret hebben meegespeeld. Enerzijds zal hij nieuwsgierig zijn geweest naar zijn familie, waarover hij in de brieven van zijn vader wel veel las, maar die hij nooit zag (de jongste familieleden had hij zelfs nog nooit gezien).Anderzijds diende zo’n schilderij ook om aan te tonen dat hij van welgestelde afkomst was.

Zelfportret van Elisabeth Geertruida Wassenbergh, 1754. Olieverf, Groninger Museum.

Weergave

Door haar gebruik van kleuren en haar fraaie stofuitdrukking was Elisabeth Geertruida Wassenbergh bij uitstek geschikt om aan een dergelijke wens te voldoen; de meeste betrokkenen zijn rijk gekleed. De leeftijden van de meeste afgebeelde personen kloppen wel ongeveer, maar niet precies: enerzijds komt dat omdat de schilderes meerdere jaren nodig had om het werk te voltooien, anderzijds streefde zij er vermoedelijk naar om iedereen zo gunstig mogelijk te portretteren: de oudste generatie jonger en de kinderen enkele jaren ouder dan in werkelijkheid. Dat de weergave van kinderen wel vaker niet overeenkomstig hun leeftijd was kwam meer voor, zoals bij enkele kinderportretten van de schilder Willem Jansz Ploy van twee Delftse kinderen en van de Groninger Jan Jansz. De Stomme van de kinderen Van Starkenborgh, respectievelijk Lewe uit 1654 en 1657 in het Groninger Museum.[20]

Er is nog een andere aanwijzing dat dit schilderij in opdracht van Willem Arnold Alting is gemaakt.  Als Gerhard Alting in 1775 aan zijn zoon opsomt welke familieportretten er zijn ontbreekt dit stuk en trouwens ook De conversatie. Beide schilderijen moeten in 1768 of 1769 naar Batavia zijn gestuurd. In de bewaard gebleven correspondentie van Gerhard Alting, die vanaf 1770 begint, wordt nergens melding gemaakt van deze schilderijen uit de jaren 1760.

Besluit

Dat deze schilderijen zich thans toch weer in Nederland bevinden heeft – zoals boven beschreven – te maken met de vererving van de boedel van Willem Arnold Alting. Aangezien in het testament de familieportretten die door Gerhard Alting worden genoemd wel voorkomen, maar de twee huidige familieportretten niet, is het waarschijnlijk dat Willem Arnold Alting al eerder deze twee schilderijen aan zijn eveneens op Java woonachtige neef en executeur-testamentair Nicolaas Engelhard heeft geschonken. Via hem kwamen de schilderijen na diens dood aan zijn belangrijkste erfgenaam: zijn zuster Gerhardina Fockelina Servatius-Engelhard in Zuidlaren. De schilderijen zijn sindsdien (1831) altijd in familiebezit gebleven, de huidige eigenaar is een rechtstreekse afstammeling van Gerhardina Fockelina Engelhard en haar echtgenoot Joan Pieter Servatius.

Met de kennis van nu kunnen we De kaartspelers zien als een geslaagde verbeelding van de relatie tussen kolonie en patria: de gehele Europese familie verenigd om een tafel ten behoeve van de latere gouverneur-generaal in Indië als opdrachtgever. Ondanks zijn afwezigheid op het familieportret is Willem Arnold Alting de spil waar het in dit gezelschap om draait.

© Jan Folkerts 2025


[1] Dit artikel is de verbeterde versie van het stuk dat gepubliceerd werd in Stad & Lande 34:2 (2025) 36-41. In de eerder gepubliceerde versie stond een storende fout m.b.t. de vertrekdatum naar Indië van Wilhelmus Velingius, de betreffende alinea is aangepast.

[2] Groninger Archieven, archief nr. 1502, Verzameling losse stukken van het gemeentearchief Groningen (2) 1506-2003, inv.nr. 204, brieven van Gerhard Alting (GA) en Maria Engelhard-Alting aan Willem Arnold Alting (WAA), 1770-1776 (hierna correspondentie Gerhard Alting), 29 augustus 1770, scan 107.

[3] Correspondentie Gerhard Alting, GA aan WAA, 16 april 1775, scan 526.

[4] Herman Collenius (1650-1721) werkte onder meer in Leeuwarden, Amsterdam en Groningen.  In Groningen verbleef hij vanaf 1685. Grootvader en grootmoeder Alting zijn Willem Arnold Alting (1658-1721) en Johanna Christina van Leenhoff (1668-1756) en grootvader en grootmoeder Leenhoff zijn Gerrit van Leenhoff en Christina Sithart.

[5] Bernhardus Alting, geboren te Wezel 27 december 1695, predikant te Eelde, overleden Eelde 8 juni 1780 en Christina Maria Alting, geboren 6 Juli 1702, gehuwd te Groningen 1 Augustus 1723 met dr. Harmen Meintjes Folkers.

[6] Correspondentie Gerhard Alting, GA aan WAA, 20 april 1773, sc. 361.

[7] Het betreft de in 1773 nog levende kinderen Elisabeth Fockelyna (6 maart 1756), Pieternella Gerhardina (2 mei 1757), Willemina Hendrina (11 oktober 1763), Johanna Maria (1 februari 1767) en Constantia Cornelia (23 september 1770).

[8] Elisabeth Geertruida Wassenbergh huwde in 1778 met Jan Tiddo Fockens, ook een zoon van Nathan Fockens.

[9] Correspondentie Gerhard Alting, GA aan WAA, 12-9-1774, sc. 461. Met ‘Haar Eedl.’ worden hier bedoeld Nathan Fockens en zijn echtgenote.

[10] Pieter Ras aan vader en moeder Fockens, Batavia 30 januari 1773, Schutte, br. 100, p. 327-328.

[11] Willem Nicolaus Servatius aan Bernard Servatius, 4 september 1818 en  Bernard Servatius aan Willem Nicolaus Servatius 25 januari 1819, A.H. Servatius, Familieboek Servatius (Zwolle 1942) 362, resp. 320.

[12] Centraal Bureau voor Genealogie (CBG), Oostindische collectie, A103, ‘Minuut cassa reekening des boedels van wijlen zijn hoogedelheid mr Willem Arnold Alting annex des overleedenes testamentaire dispositie’, scans 164-165, 11 november 1799.

[13] CBG, Engelhard, Oost-indische collectie, E1, februari 1823 (?), sc. 361 en 393.

[14] CBG, Oostindische collectie, A103, ‘Minuut cassa reekening des boedels van wijlen zijn hoogedelheid mr Willem Arnold Alting annex des overleedenes testamentaire dispositie’, scan 111.

[15] David van Duuren, ‘Landvoogden en burgers. Portretschilderingen in Nederlands-Indië van de zeventiende tot de negentiende eeuw’, in: Koos van Brakel e.a., eds., Indië omlijst. Vier eeuwen schilderkunst in Nederlands-Indië (Amsterdam 1998) 96.

[16] C.J. de Bruyn Kops, ‘Elisabeth Geertruida Wassenbergh en haar familie, een 18de-eeuw schildersmilieu te Groningen’, in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 12 (1961) 119-147; A. Wassenbergh, ‘Elisabeth Geertruida Wassenbergh, 18de eeuwsche schilderes van gezelschapstukken te Groningen’, Oud-Holland 62 (1947) 194-200; Joop van Roekel, De schildersfamilie Wassenbergh en een palet van tijdgenoten (Bedum 2006) 133-134, 171.

[17] Bij de Rijksdienst Kunsthistorische Documentatie geregistreerd onder nr. 69307.

[18] Ibidem nr. 69308. De RKD hanteert voor beide dezelfde naam: portret van de familie Alting.

[19] Zo voor de hand liggend als de identificatie van de personen op De kaartspelers is, zo problematisch is die van De conversatie. De samenstelling van de familie is hier een andere: de man aan de rechterzijde kan Nicolaus Engelhard sr. (1733-1765) zijn, de echtgenoot van Maria Alting en de vader van de dan nog zeer jonge kinderen.  Nicolaus Engelhard sr. overleed in 1765.

[20] F.G.L.O. van Kretschmar, ‘Nogmaals de Van Riebeeck portretten in het Rijksmuseum’, Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 39 (Den Haag 1985) 169-180, t.a.p. 174-175. Zie ook het daaraan voorafgaande artikel van D. van Duijn, ‘Twee ‘Indische’ kinderportretten van Van Riebeeck en Gruys naar Van Oosten en Rees’, ibidem, 159-168.

Geverifieerd door MonsterInsights