Brief uit Kensington, 1797

Herman Warner Muntinghe aan Antoine Warin vanuit Londen,

3 februari 1797

Het Utrechts Archief, familiearchief Ortt, inv.nr. 208.

(…) het huys van mijn grootvader een tijdlang gelogeert  had & ik had tot zijn lof hooren spreeken. Ik wenschte dus wel dat ik hem konde vinden, maar ik vreesde hij zou reeds naar zijn land terug gekeerd zijn. Gelukkig echter informeerde ik mij, in het St. Pauls coffy-huys daar ik thoen logeerde & de eerste persoon die ik naar hem vroeg wist mij te zeggen dat er iemand van die naam ergens op een comptoir was & thoen wierd ik schielijk gewaar dat het een neef was van dien ik zogt. Hij woont aan het square van Kensington, ik ging hem een visite doen & heb hem in de daad een zeer hupsch man gevonden.

Kensington in de achttiende eeuw

Ik heb met hem gesprooken over de redenen die mij hier gebragt hebben & het plan dat ik had. Van zijn kant zeide hij mij dat het geweest was om dat hij zig tegen de aristocratie had aangekant dat hij genoodzaakt was geworden zijn land te verlaaten. Hij had gedacht dat zo de waare vrijheid ergens een schuijlplaats kon vinden dan was het in zijn vaderland geweest, maar zelfs daar was het mislukt. In ’t begin van de Fransche Revolutie had hij weer gehoopt dat daar iets goeds uit zou gebooren zijn, maar nu de zaaken zig daar ook zoo beklaaglijk hadden toegedragen nu had hij alle moed opgegeven & hij begeerde geen lessen meer van de ondervinding om zig te overtuigen dat die theorie onuitvoerlijk was. Zo dat hij nu van een volkomen tegenovergesteld gevoelen was, alles moest dwang zijn, ’t volk onderworpen aan zijn souverain & de souverain gebonden door de wet & zelfs was hij van gedagten dat een gekroond hoofd noodzaaklijk was of was het alleen maar, pour remplir une niche qui sans cela sert toujours de foijer a l’ambition. 

Hoe ver of dit waar was ten opzigt van mijn land liet hij aan mij zelve over om te beoordeelen.  Maar hij begreep dat de massa van geluk niet minder zou zijn als wij weer onder de invloed van Engeland kwaamen dan of wij onder de afhanglijkheid van Frankrijk bleeven; & dat de oude orde van zaaken wederom hersteld wierdt stelde hij ten hoogsten waarschijnlijk.  In gevolg van deeze manier van denken zou hij gaarn zien dat ik mij gedroeg. Maar hoewel zijn gedagten mooglijk ten grooten deele waar zijn zo hindert mij echter mijn voorig gedrag veel dingen te doen, die mij anders in dit land althans voordeelig zouden zijn.  Wat mijn persooneele zaaken aangaat zo heeft hij mij geraaden mijn voorneemen te laaten vaaren & liever eenige adressen te zoeken aan fatzoenlijke huyzen daar ik U nogmaals voor bedank. 

Om de zuinigheid te betrachten heeft hij mij te Kensington een goede familie aangeweezen daar ik voor 1 ½ guinea in de week een redelijk agterkamertje met een klein kabinetje heb & een goede tafel, vuur alleen moet ik nog daarenboven betalen. ’s Avonds ga ik dikwijls de nieuwspapieren bij hem leezen & als het goed weer is heb ik daags aangenaame wandelingen in Hyde Park, de tuinen van Kensington, naar Chelsea, Hammersmith etc. en dan zijn mijn gedagten gewoonlijk bezig iets uit te denken om hier te kunnen blijven want ik wil wel bekennen dat ik nog zeer weinig trek voel om naar Groningen terug te keeren, ’t eenigste middel echter dat ik daar toe zie is te trachten op een comptoir gebruikt te worden & daartoe zelfs zie ik weinig kans. 

Morgen of overmorgen gaa ik weer naar Londen, daar ik een kamer gehuurd heb & dan zal ik het nog eens onderzoeken. Daar ik tot nog toe het hoofd hier vol van heb, zo hoop ik zult gij mij verschoonen, da ik u voor deeze reis lastig val met alleen van mijn eigen zaaken te spreeken. Zo ras als ik er eens wel toe geschikt zal zijn zal ik u mededeelen al ‘t geen ik opgemerkt heb daar ik denk dat gij eenig belang in zoudt kunnen stellen.  Voor als nu wil ik u nog maar alleen een woordje zeggen van de publique zaaken, en in dat opzigt kan ik u verzekeren dat mijn opvatting ten voordeel van Engeland in ‘t geheel niet gedaald is. Vooral om dat de Engelschen in ’t algemeen bezeffen de noodzaakelijkheid van het crediet van de natie op te houden. Dat hoort men in de conversatie, men leest het in de nieuwspapieren & in het Parlement wordt er op aangedrongen.  De laatste negotiatie heeft een doorslaand bewijs opgeleverd hoe zeer die opinie verspreid is. Binnen drie dagen zijn er 11 millionen sterling ingeschreven; twee lords hebben ieder 100.000 pond ingetekend, & een koopman dezelvde som voor zig & nog 50.000 pond voor ieder van zijn drie zoons. De mislukte landing in Ierland heeft op ver na zoveel sensatie niet veroorzaakt als men het zig in ’t algemeen in Holland zal verbeeld hebben & de Iersche boeren zegt men hebben zig op de verschijning van Vijandelijke scheepen gereed getoond om de Franschen dapper te ontfangen. Ik geloof zeker dat ze geweldig misleid zijn omtrent de partij die hen daar zou zijn toegedaan.  Althans hier in Engeland koomt het mij voor dat het tegenswoordig een nietsbeduidende cabaal is. De bedreigde nieuwe landing in Engeland zelve wordt weinig gelooft, baart geen vrees & zelfs geen ongerustheid. Ook is de marine iets daar men eenigzins op betrouwen kan, zie hier het getal van de schepen volgens de lijst van november 96.  [Aan de rechterzijde een handgeschreven tabel van verschillende scheepstypen en hun aantallen]

Maar met dat al wie zal ons zeggen wat de uitslag van de oorlog zijn zal?  Als het geld het alleen doen konde dan zouden zeekerlijk de Engelschen de condities van de vreede voorschrijven.  Maar de Franschen hebben ’t geluk eens van de Oostenrijkers van dit jaar te slaan, wat dan?  Ik voor mij vrees nog dat de Engelschen ter zee & de Franschen te land meester zullen blijven & dat de arme Hollanders er slecht bij zullen vaaren.  Ondertusschen leef (?) ik gerust & heb ’t geluk althans van de ongelukken ? op een distantie te zien. En U mijn vriend wensch ik goede moed & heb de eer u voor deeze maal vaarwel te zeggen; binnenkort hoop ik u weder te zullen onderhouden. Ik blijve uw DD Vriend

H.W. Muntinghe

Kunt gij mij niet schrijven waar ik Amsberg eens zou kunnen ontmoeten. Adresseer mijn brieven aan P.& C. van Norten & Comp. Devonshire Square, London

[in potlood in ander handschrift:]  Kensington 3 feb. 1797.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Geverifieerd door MonsterInsights